Direct naar ...
Geschiedenis en feiten van het tafeltennis
- In 1902 bedacht de Engelsman Good dat het rubbermatje, dat werd gebruikt voor teruggave van muntgeld, best als bedekking van zijn tafeltennisbatje gebruikt zo kunnen worden. Je zou dit kunnen zien als de voorloper van het thans bekende noppenrubber.
- In het seizoen 1931/1932 bepaalde de International Table Tennis Federation (ITTF) dat er geen onderscheid meer mocht worden gemaakt tussen professionals en amateurs; er zijn alleen nog maar ‘spelers’.
- Vanaf ca. 1930 tot 1950 was tafeltennis verboden in de voormalige Sovjet-Unie omdat het spel als onveilig voor de spelers werd beschouwd.
- Begin jaren zeventig de Verenigde Staten en China middels tafeltennis toenadering hebben gezocht? Inmiddels is de term “table tennis diplomacy” een begrip.
- Pas sinds 1988 maakt tafeltennis deel uit van de Olympische spelen. Sindsdien heeft slechts één Europese speler één van de 20 gouden medailles mogen ontvangen (wie anders dan Jan Ove Waldner). Drie gingen er naar Zuid-Korea en de overige 16 waren allemaal voor China.
- Wist u dat Fred Perry, de beste Britse tennisser aller tijden, voordat hij begon met tennis, eerst wereldkampioen tafeltennis was? Pas jaren later won hij tot 3x toe Wimbledon.
- Een tafeltennisbal die met maximale topspin geslagen wordt door een topper tot wel 9000 rotaties per minuut kan hebben?
- In Zweden en China er overheidsbudget vrijgemaakt wordt om toptafeltennissers te kunnen laten trainen?
Hoofdsponsor ZETA
Sponsoren
Er bestaan drie soorten grepen, te weten:
- De shakehandgreep
- De Japanse penhoudergreep
- De Chinese penhoudergreep.
In de Europese landen wordt het palet meestal vastgehouden zoals kleine kindjes een geweertje vormen met hun hand. De pink, ringvinger en middenvinger zijn rond het houtje, de wijsvinger ligt langs de ene kant op de rubber en de duim aan de andere kant op de rubber. In andere landen, vooral China, houdt men het paletje vast als een pen, ook wel de penhoudergreep genoemd. Duim en wijsvinger komen hier aan dezelfde kant tegen het rubber. Deze greep houdt ook in dat er normaal gesproken maar met één kant van het palet gespeeld wordt, hoewel uitzonderingen bestaan. Meervoudig World Cup winnaar Wang Hao staat er bijvoorbeeld juist om bekend dat hij ondanks zijn penhoudertechniek toch zijn backhand gebruikt.
Over het algemeen slaan penhouders niettemin met maar één kant van het batje en hebben daarom vaak maar één rubber op het batje/palet. De houten kant van de palet moet dan wel geverfd zijn in het rood/zwart, afhankelijk van welke kleur het rubber heeft.
De ontstaansgeschiedenis van Tafeltennis is alleen te zien in samenhang met andere takken van sport, vooral tennis. Net als bij vele sporten begon tafeltennis als een sociaal verzetje. Het was vermoedelijk voor het eerst gespeeld – met geïmproviseerd materiaal – in Engeland, ergens in het einde van de 19e eeuw.Tafeltennis is, net als badminton en het huidige tennis, afkomstig van het middeleeuwse tennis.
Tafeltennis was al populair in de vorige eeuw. In Engeland werd in 1884 octrooi verleend op de naam “Miniature-Indoor-Tennis-Game”. Dit spel werd gespeeld met een kleine gummibal (met lucht gevuld). Het spel was ook al vroeg geïntroduceerd in de Verenigde Staten en het is mogelijk dat het eerste materiaal al in 1887 vervaardigd werd. In 1890 werd de celluloid-bal ‘uitgevonden’ door de Engelse ingenieur James Gibb.
Rond 1900 was het spel bekend onder de huidige namen (“Tafeltennis” en “Ping-Pong”), en verschillende merknamen als “Gossima”, “Flim-Flam”, “Pim-Pam” (Frankrijk) en “Whiff-Whaff” (Amerika). Aanvankelijk werd het spel in speciale clubs en cafés gespeeld.
In 1899 werd in Berlijn de “1e Berliner Tennis und Ping-Pong Gesellschaft” opgericht. Er werden zelf al snel ‘ping-pong’-liedjes en -kleding geïntroduceerd. Het spel bleef echter voorbehouden aan de hogere kringen.
De naam “Ping-Pong” ontstond door het geluid dat de celluloid bal maakte op de tafel en de toen gebruikte ‘rackets’. Vroegere rackets werden gemaakt van kurk, perkament, karton en hout bedekt met doek, fluweel, leer of schuurpapier. Als bal werd soms gespeeld met champagnekurken of bolletjes wol.
In 1900 werd in Engeland op de naam “Ping-Pong” octrooi verleend (onder nummer 19070) door “J. Jacques & Son” – hierna werd het spel een echte modegril. Er zijn vele verwijzingen en afbeeldingen van hoe het toen gespeeld werd, meestal in een huiselijke omgeving door de hogere kringen. Toen had het tafeltennis al een paar van zijn hedendaagse complexiteiten verkregen, maar het werd nog steeds gezien als een ‘after-dinner’ amusement in plaats van een sport: ‘smashes’ werden als onsportief beschouwd.
In 1902 bedacht de Engelsman Good dat het rubbermatje, dat gebruikt werd voor teruggave van muntgeld, best als bedekking van zijn tafeltennisbatje zou kunnen worden gebruikt; dit zou je kunnen zien als een voorloper van het nu bekende noppenrubber.
In 1903 werd in een artikel gewaarschuwd voor het dragen van een kostuum met een gesteven overhemd en, voor de dames, een satijnen jurk. Maar verder werd ook gedetailleerd advies gegeven over geribbeld rubber, de penhoudergreep en tactieken.
Het was populair in Midden-Europa tussen 1905 en 1910, maar reeds daarvoor was een aangepast versie al geïntroduceerd in Japan, waarvan het later verspreidde naar China en Korea. In West-Europa en Amerika kwam er een korte terugval in de populariteit. Pas na de eerste Wereldoorlog groeide de interesse weer.
Het spel werd weer herontdekt in Engeland en Wales in de periode na 1920. Toen waren het de tennisverenigingen die hun leden ook in de winter wilden bezighouden en daarom deze wachttijden met tafeltennis bekortten. Bij koude en regen kon in de clublokalen van de tennisverenigingen het ‘echte’ tennisspel worden nagedaan. Hoogte van het net en omvang van de tafels werden aan het toeval overgelaten.
In 1926 is de ITTF (International Table Tennis Federation) gevormd in Berlijn met Denemarken, Duitsland, Engeland, Hongarije, India, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, Wales en Zweden als leden. Later dat jaar werd de USA ook lid. Sommige veranderingen – een verlaging van het net, een tijdsregel tegen onaantrekkelijke wedstrijden tussen verdedigende spelers en regels ter voorkoming van extra voordeel voor de serveerder – werden geïntroduceerd in de jaren na 1930.
In het seizoen 1931/1932 bepaalde de ITTF, dat er geen onderscheid meer gemaakt mag worden tussen profs en amateurs – er zijn alleen nog maar ‘spelers’. Vanaf ca. 1930 tot 1950 was tafeltennis verboden in de voormalige Sovjet-Unie omdat het spel als onveilig voor de ogen werd beschouwd.
De USTTA (United States Table Tennis Association) werd opgericht in 1933 en sloot zich aan bij de ITTF. De in 1930 opgericht Amsterdamse TafeltennisBond sloot zich in 1933 ook aan bij de internationale federatie.
In de jaren 50 was er in de tafeltenniswereld veel ophef over het gebruik van sponsrubber. In 1952 verraste de Japanner Satoh met zijn nieuwe rubber iedereen en werd onbedreigd wereldkampioen. De dikte van het rubber zorgde voor een soort katapult-effect, waardoor er enorme snelheden aan de bal werden gegeven. In defensief opzicht hoefde men alleen de bal tegen te houden, zo groot was de veerkracht. Deze revolutie noopte de Oostenrijkse bond tot het voorstel om twee internationale federaties op te richtten, één voor sponsspelers en één voor de rest. Pas in 1958 besloot de NTTB het sponsrubber te verbieden. In 1959 volgde de ITTF het besluit van veel nationale bonden.
In 1957 was de ITTF zodanig gegroeid, dat besloten werd om continentale bonden op te richten – De Europese Tafeltennisbond ontstond; deze naam werd later veranderd in de ETTU (Europese Tafeltennis Unie).
In 1971 was de USA-tafeltennis-delegatie naar China voorpaginanieuws onder de kop “Ping-pong diplomatie”. Het uitstapje creëerde niet alleen grotere bewustwording voor de sport maar plaveide ook de weg voor betere diplomatieke verhoudingen tussen de Verenigde Staten en China. Gedurende de jaren na 1960, ontwikkelde tafeltennis zich tot een wereldwijde sport, beoefend door zo’n 40-miljoen spelers in competitieverband en door ontelbaar veel meer spelers die het spel wat minder serieus spelen. Het spel is in essentie niet veranderd sinds de beginjaren, maar is echter wel sneller, subtieler en veeleisender geworden – zelfs in vergelijk met maar twintig jaar geleden.
Vanaf 1960 begon China de Wereld Kampioenschappen te domineren. Dit duurde tot 1980, toen tafeltennis in de Olympische Spelen werd geïntroduceerd. Vandaag de dag zijn Europeanen de hoogst gerangschikte spelers bij de mannen; bij de vrouwen domineren de Aziatische landen.
Het betreft bevindingen van oud Emmen lid Erik Drent, archeoloog. Hij heeft middels opgravingen en studies onomstotelijk bewezen dat de oudste vorm van tafeltennis door onze verre voorouderen, de hunebedbouwers, al werd gespeeld. Uit diverse vondsten blijkt dat de tafel een zo vlak mogelijk hunebeddeksteen was. De bal was een zogenaamde knook. Een uit een hert uitgeholde bot uit de heup die waarschijnlijk werd omhuld door pezen.
Van het slaghout is niet veel bekend. Er werd slechts 1 exemplaar gevonden vlakbij Klazienaveen en behouden door het veen. Dit was een plak Berkenhout met een gat nabij de rand. Volgens de expert ging daar de duim in en werd er zo gespeeld.
Van een net is niets bekend en van de regels ook niet, maar toch is er heftig gevochten destijds al om de eer en misschien wel meer. Door unieke symbolen gekrast in een steen is op te maken dat er toen al een kampioen was. Dus eigenlijk de 1e Drentse kampioen.
Zeewolde is officieel gemeente geworden op 2 januari 1984. Op 15 maart 1985 werd de ZEewolder TAfeltennisvereniging opgericht door Wout Jansen en wijlen Jeu van Enckevort.